Radiozendamateur informatie algemeen

Index

Wat is radiozendamateurisme?
Voor diegenen die wel eens willen weten wat deze hobby inhoudt, is hier een beknopte uitleg:

Radiozendamateurisme (of zendamateurisme) heeft vele mogelijkheden en een ieder geeft daar op zijn eigen manier invulling aan. Dat hangt natuurlijk van je interesse af binnen deze hobby. Maar in grote lijnen gaat de interesse uit naar radiozenders en/of ontvangers en het doen van “experimenteel radio-onderzoek”. De naam “amateur” slaat niet op het niveau maar op het feit dat het geen bedrijfsmatige toepassing is (professioneel).

Als je zelf wil zenden op de door de overheid toegewezen frequentiebanden voor zendamateurs (daarbuiten mag je natuurlijk niet komen), moet je eerst een examen met goed gevolg afleggen, waarna je je kunt registreren als radiozendamateur bij het Agentschap Telecom. Met dat examen toon je aan, dat je bekwaam bent voor het doen van “experimenteel radio-onderzoek” met zendapparatuur. Je kunt voor twee niveaus examen doen: novice (N) en full (F). Novice is bedoeld als laagdrempelige instap, waardoor het examen eenvoudiger is. De mogelijkheden zijn dan ook wat beperkter dan wanneer je een F-examen met goed gevolg aflegt. Het verschil zit voornamelijk in de te gebruiken frequentiebanden (of band-delen), het zendvermogen en de modulatiesoorten. Veel zendamateurs beginnen als Novice en doen later nog een keer examen voor Full. Kijk op de site van de Stichting Radio Examen als je meer wil weten over zendamateur examens. Of kijk bij overige links, helemaal onderin dit artikel.

Iedere zendamateur krijgt een roepnaam (callsign in het Engels) toegewezen door de overheid, ter identificatie tijdens je uitzendingen. Daarover later meer.

Voor alleen ontvangen heb je overigens geen toestemming nodig (luisteramateur). Daar hoef je geen examen voor te doen dus. Dat is voor veel mensen dan ook de opstap naar deze radiohobby geweest: eerst een tijdje luisteren.

Deze video van de Veron geeft een nog veel beter beeld van wat deze hobby inhoudt:

Of deze video voor de wat specialere facetten binnen de hobby:

Link: nog een goede uitleg op de site van PD2RLD (klik vervolgens op de knop zendamateur of één daaronder)

Toepassingen binnen deze hobby
Er zijn verschillende toepassingen binnen deze hobby. In ieder geval niet muziek draaien op bijvoorbeeld de FM band, want dat zijn zendpiraten (al noemen ze zich ten onrechte ook wel eens zendamateur). Maar wel:

  • Zelf zenders of toebehoren bouwen of modificeren om verbindingen met andere zendamateurs mee te maken
  • Combineren met een elektronica (zelfbouw) hobby, met het accent op radiotechniek.
  • Zelf antennes bouwen, of modificeren
  • DX verbindingen maken (buitenlandse stations werken, vaak op zoek naar speciale landen of gebieden)
  • Contesten (het maken van zoveel mogelijk specifieke verbindingen voor een wedstrijd of erkenning)
  • Vossenjagen (kleine radiozendertjes opsporen in bosrijke gebieden, of een grote vos-zender in een regio of zelf een ballon)
  • CW (morsecode) verbindingen maken
  • Digitale dataoverdracht (bijvoorbeeld packet radio, PSK31, APRS, RTTY, etc.)
  • Werken met digitale spraakmodes (bijvoorbeeld D-STAR), vaak gecombineerd met internet overdracht.
  • Amateurtelevisie (ATV = analoog, of DATV = digitaal)
  • Amateursatellieten werken (Google eens op Amsat)
  • Moonbouncing
  • Gewoon gezellig met andere zendamateurs praten over gemeenschappelijke interesses
  • Met (oude) legerapparatuur werken
  • Met historische radioapparatuur werken (nostalgie, AM)
  • Computertoepassingen en internet combineren met zendamateurisme
  • Velddagen, een weiland vol met antennes en dan lekker verbindingen maken
  • Etc etc….

De meeste zendamateurs zijn in ieder geval geïnteresseerd in elektronica, zoals je wel begrijpt. Het is ze niet te doen om het communiceren alleen, want daarvoor zou je ook de computer kunnen gebruiken. Een radioverbinding is voor een radio-techniek-geïnteresseerde echt heel wat anders dan Skype of MSN! Trouwens… veel zendamateurs combineren computer-communicatie met radio-communicatie. Of computer-techniek met radio-techniek. De mogelijkheden zijn oneindig!

Roepnamen (ook wel: roepletters, call of callsign)
Roepnamen bestaan uit een prefix en een suffix en is door de overheid toegekend (al mag je zelf een deel kiezen). Mijn roepnaam is bijvoorbeeld PE1RQM. PE is de prefix met daarin de P voor Nederland (en nog een paar landen voornamelijk binnen ons koninkrijk) en de E voor de vergunningscategorie (voorheen althans, tegenwoordig is dat een reeks van te kiezen letters gekoppeld aan een Full of Novice registratie). De 1 is een nummer om meer combinaties mogelijk te maken en RQM is de suffix en dient als een unieke identificatie in combinatie met de prefix en het nummer. Men mag tegenwoordig zelf de roepletters samenstellen (maar daarna maar een beperkt aantal keren wijzigen binnen een bepaalde tijd). De suffix moet tussen 1 en 3 letters bevatten. De aanvraag wordt behandeld door het Agentschap Telecom. Meestal vraag je roepletters aan na het behalen van het zendamateur examen.

Veron en de VRZA
Voor zend- en luisteramateurs zijn twee grote landelijke verenigingen, waar je lid van kunt worden; De VERON en de VRZA. Op hun websites staat bij info te lezen wat hun doelstellingen en nut zijn.

Kort gezegd is dit: je ontvangt als je lid bent van zo’n vereniging het verenigingsorgaan (tijdschrift met veel informatie en bouwprojecten) en kun je gebruik maken van het DQB, het Dutch QSL Bureau (leg ik straks uit).

Ze verzorgen tevens cursussen en/of cursusmateriaal voor het behalen van het radiozendexamen en ze voeren regelmatig overleg met andere instanties en verenigingen. Beide verenigingen hebben plaatselijke of regionale afdelingen, waar je heen kunt om met mede-geïnteresseerden je hobby te delen. De verenigingen komen tevens op voor de belangen van de radiozendamateur. Bekijk voor meer informatie de websites:

DKARS mag ook niet onvermeld blijven. DKARS behartigt belangen van radiozendamateurs, doet aan het bevorderen van de radiohobby, etc. DKARS brengt iedere maand een gratis digitaal magazine uit. Klik op deze link voor meer informatie.

Dutch QSL bureau (DQB)
Het Dutch QSL Bureau verzorgt het verzenden en ontvangen van QSL kaarten. Over de post versturen van veel QSL kaarten is een kostbare zaak en het verkrijgen van de adressen van de tegenstations is ook al niet altijd even makkelijk.

Citaat van de site van het DQB:
Radiozendamateurs wereldwijd sturen elkaar ter bevestiging van een radioverbinding een kaart. Deze wordt QSL-kaart genoemd. Deze kaart bevat alle informatie over de gemaakte verbinding. Jaarlijks worden er duizenden kaarten verzonden en ontvangen. Om de kosten te beperken is in veel landen een organisatie opgezet die er voor zorgt dat de kaarten op een centraal punt worden ontvangen en verzonden. Zo ook in Nederland.

Als je lid bent van de VERON of de VRZA kun je van deze service gratis gebruik maken. Ook als je als luisteramateur kaarten wil versturen naar stations die jij hebt ontvangen (ook dan moet je lid zijn van één van deze verenigingen).

Het werkt ongeveer zo: je logt de informatie van het tegenstation, zoals de call, de signaalsterkte, herkomst, datum, tijd, frequentie, etc. Die informatie kun je op je QSL kaart zetten, die je zelf hebt ontworpen, of hebt laten ontwerpen. Je kunt zo je QSL kaarten verzamelen en inleveren bij je regionale QSL manager (RQM) tijdens afdelingsbijeenkomsten van de bovenstaande verenigingen.

Als je lid bent van één van de verenigingen, dan word je ingedeeld in een regio (met nummer). Iedere regio heeft z’n eigen manager, soms met submanager, die de kaarten sorteert. Hij krijgt ook de kaarten die aan jou verzonden zijn. Zo kun je dus al je kaarten uitwisselen met de regionale QSL manager (RQM). Je kunt het dus zien als een eigen postnetwerk met de RQM als postkantoor.

Links zie je de 50 regio’s in Nederland.

Klik hier (externe link) voor een lijst met QSL managers,

Als je moeite hebt om jouw regio hier uit te halen door de vage grenzen, raadpleeg dan je vereniging. Ook staat een lijst met plaatsnamen en het daarbij behorende regionummer in het Veron Vademecum.

Overigens: Ik ben ondanks mijn roepletters anders doen vermoeden, geen regionale QSL manager.

Link: DQB
Link: DQBmanager, voor het controleren of wijzigen van uw QSL regio

QSL kaarten
QSL kaarten zijn bedoeld om een verbinding te bevestigen (QSL) tussen zendamateurs onderling. De kaarten kunnen ook door luisteramateurs, of luisterende zendamateurs verzonden worden na ontvangst van een bepaald station. Dat is dan een leuke verrassing en tevens een rapport voor de kwaliteit van de ontvangst.

Soms is het bevestigen van een verbinding nodig bij bijvoorbeeld contesten (wedstrijden). De QSL kaart, samen met je logboek kan dan als bewijs dienen voor de gemaakte verbinding. Maar meestal worden de kaarten gewoon verstuurd om te verzamelen. Veel mensen zien dat als bewijs dat ze een bepaald land hebben gewerkt (DX). Maar het kan ook gewoon leuk zijn om het tegenstation een kaartje te sturen. En als je lid bent van de VERON of de VRZA is het verzenden verder gratis via het Dutch QSL bureau (DQB) (zie vorig hoofdstuk).

Ontwerpen:
Je kunt je QSL kaart zelf ontwerpen, maar er zijn ook standaard ontwerpen verkrijgbaar (vaak ook bij de verenigingen). Ook het drukken van de kaart kun je laten doen, of zelf printen. Er zijn ook op internet services die het drukken van je kaarten kunnen regelen tegen scherpe prijzen, of je drukt je kaart als foto af bij een fotocentrale (nadeel; enkelzijdig). Houd rekening met wat extra marges (enkele millimeters) als de afdrukservice, of -centrale nog moet bijsnijden. ON5UR heeft bijvoorbeeld 3 mm aan iedere zijde nodig om uit te snijden (ON5UR link).

Als je zelf je kaart wilt ontwerpen, moet je kaart aan een aantal eisen voldoen. De uiteindelijke maat is 14 x 9cm. Waar welke informatie moet staan is ook van belang. Je kunt hierover genoeg informatie vinden op internet, in het VERON vademecum, of op de websites van de VERON of de VRZA. In je favoriete zoekmachine op internet, zoeken op afbeeldingen en dan “QSL Card” invoeren, levert ook al genoeg voorbeelden op. Ook veel slechte trouwens :)

Zet er in ieder geval het volgende op:

  • De call op van jou en je tegenstation, met eventueel “via” route (to radio …. / via ….)
  • Of je al een QSL kaart hebt ontvangen van je tegenstation, of nog wil ontvangen (PSE/TNX QSL)
  • De datum en tijd (liefst in UTC, local mag ook <wel vermelden welke tijd je gebruikt)
  • Frequentie
  • Mode
  • RST (Rapport Radio/Signal/Tone)
  • Je locatiegegevens (locator, regio, etc.)
  • Ruimte voor opmerkingen.
  • Eventueel je gebruikte apparatuur (zendontvanger- TRX / Antenne / vermogen etc.).
  • Eventueel kun je ook ruimte maken voor volgnummers (RX en TX) voor contestverbindingen (serial number).

Voorbeeld van een QSL kaart, die ik voor PA0VIC heb gemaakt:

QSL kaart PA0VIC voorkant
QSL kaart PA0VIC achterkant

Externe links:

Frequentiegroepen
Sinds er omroepontvangers zijn, zijn frequentie reeksen binnen het radiospectrum gegroepeerd in een benaming, of een afkorting. Deze benamingen zijn gemaakt in de tijd dat de meeste omroepzenders op de middengolf zaten. In die tijd was alles daarboven “hoog”, omdat het in de beginjaren lastiger en dus ongebruikelijker was om die frequenties te kunnen gebruiken. Zendamateurs hebben verspreid in de onderstaande reeksen stukjes frequentieband toegewezen gekregen:

  • LF, Low Frequency of langegolf: frequenties tussen 30kHz en 300kHz
  • MF, Medium Frequency, of middengolf: frequenties tussen 300kHz en 3MHz (3000kHz)
  • HF, High Frequency, of kortegolf: frequenties tussen 3MHz en 30MHz
  • VHF, Very High Frequency, of ultra kortegolf: frequenties tussen 30MHz en 300MHz
  • UHF, Ultra High Frequency: frequenties tussen 300MHz en 3GHz (3000MHz)
  • SHF, Super High Frequency: frequenties tussen 3GHz en 30GHz
  • EHF, Extremely High Frequency: frequenties tussen 30GHz en 300GHz

De kortegolf banden (zoals 80m, 40m, 20m, etc.) zitten dus in HF. De 2 meter band (144 – 146 MHz) zit dus in VHF. De 70cm band (430 – 440 MHz) zit dus in UHF.

De meeste HF transceivers kunnen ook nog de 160m band werken. Die zit echter al in de MF.

Frequentiebanden
Zendamateurs mogen bepaalde banden gebruiken voor hun hobby. Hier vind je een heel globaal overzicht van de toegewezen banden in Nederland. Nadere details zijn bijvoorbeeld te vinden in het Vademecum van de VERON. Deze banden gelden in elk geval voor Full-licence (F) zendamateurs. Voor Novice (N) zendamateurs kunnen beperkingen gelden voor het gebruik van deze banden.

*Correcties zijn welkom*

2.2 kilometer (135.7 kHz-137.8 kHz) – LF

501 – 505 kHz – MF: Max. zendvermogen 100Watt PEP, alleen A1A, F1A, G1A en J2A, contesten niet toegestaan.

160 meter (1.810-2.000 MHz) – MF

80 meter (3.500-3.800 MHz) – HF

40 meter (7.000-7.200 MHz) – HF

30 meter (10.100-10.150 MHz) – HF

20 meter (14.000-14.350 MHz) – HF

17 meter (18.068-18.168 MHz) – HF

15 meter (21.000-21.450 MHz) – HF

12 meter (24.890-24.990 MHz) – HF

10 meter (28.000-29.700 MHz) – HF

________

6 meter (50-52 MHz) – VHF

Tussen 50.000 en 50.450 is max. 120 Watt toegestaan voor klasse A1A (CW) en J3E (SSB). Voor de rest van de band en alle andere klassen is max. 30 Watt toegestaan.

Gemachtigd zijn – status:

F – secundair

Opmerking: MGM betekent “Machine Generated Modulationmode” en beslaat onder andere RTTY, AMTOR, PACTOR, PSK31, etc.

________

4 meter (70.000-70.500 MHz) – VHF

________

2 meter (144.000-146.000 MHz) – VHF

Het maximale zendvermogen voor F is 400 Watt. Voor N is dat 25 Watt.

Gemachtigd zijn – status:

F – primair

N – primair

Opmerking: MGM betekent “Machine Generated Modulationmode” en beslaat onder andere RTTY, AMTOR, PACTOR, PSK31, etc.

________

70 centimeter (430-440 MHz) – UHF

23 centimeter (1240-1300 MHz) – UHF

13 centimeter (2300-2450 MHz) – UHF

9 centimeter (3400-3410 MHz) – SHF

6 centimeter (5650-5850 MHz) – SHF

3 centimeter (10-10.5 GHz) – SHF

>3 centimeter staat niet in dit overzicht.

Modes
“Modes”, of de “gebruikte mode” is een onderlinge afspraak voor de methode waarop wij de zender moduleren (modulatie) en dan vooral op welke manier (spraak, beeld, etc.) we die modulatie gebruiken. Dat gezamelijk wordt met een code als de “klasse van uitzending” weergegeven in de voorschriften en beperkingen voor radiozendamateurs. Die codes zijn te gedetailleerd en in het dagelijks spraakgebruik (lees vakjargon) zijn die codes wat op een hoopje gegooid en praat men over “modes“.

Je zag net al het woord “modulatie”: modulatie is de methode waarop een zender gegevens toevoegt aan een draaggolf (AM, FM, SSB en nog wat meer die we niet gebruiken).

> Begrijp het verschil tussen de term “modes” en “modulatie”. Zie dat los van elkaar, ook al worden de termen dagelijks door elkaar gebruikt. Om het nog wat lastiger te maken; veel modes hebben dezelfde naam als de modulatie. Omdat het de meest gebruikte manier van die modulatie is.

We gaan hier nog even wat dieper op in… Eerst eens wat voorbeelden:

Als we over FM (frequentie modulatie) praten, dan weet je nog niet in welke mode ik die frequentie modulatie gebruik. Want ik kan bijvoorbeeld een spraakverbinding maken, of ik doe aan data overdracht met toontjes (FSK, bijvoorbeeld gebruikt bij packet radio). Of ik maak een video verbinding (amateur televisie, ATV). Want daar kan ook frequentie modulatie voor gebruikt worden.

Nog een voorbeeld:
Je kunt met de modulatie AM ook een hoop doen. Je kunt een spraakverbinding maken, de omroepen zenden op de middengolf ook in AM, op 70cm kun je ATV maken in AM, etc. Stel je voor dat je de draaggolf bij een AM uitzending weglaat in de zender. Die filter je gewoon weg. Alleen de twee zijbanden met spraak (die normaal boven en onder aan de draaggolf vastgeplakt zitten) hou je nog over. Dubbel-zijband zeg maar. Het ontvangende station voegt in de ontvanger met een klein signaaltje (met een BFO, Beat Frequency Oscillator) die draaggolf weer toe, want dat is wel nodig om de spraak verstaanbaar te maken. Het niet uitzenden van de draaggolf scheelt energie voor de zender, want die is veel energie kwijt om die draaggolf uit te zenden, terwijl de spraakinformatie alleen maar in de zijbanden zit. De twee zijbanden die de zender alleen nog maar uitzendt, bevatten beide dezelfde informatie. Je zendt dan dus twee keer hetzelfde uit. Niet slim! Dus laten we één van die zijbanden ook maar weg. De ontvanger merkt daar niets van. Die hoeft alleen maar te weten welke zijband je dan wél uitzendt. De onder zijband? De boven zijband? Geef het toch een naam, dat is veel makkelijker! Onder zijband: LSB (Lower Side Band), boven zijband: USB (Upper Side Band). Dat zijn de modes. Het is dus een bewerkte AM modulatie, dus van AM kun je niet echt meer spreken. Single Side Band (SSB) is wel een mooie naam voor deze vorm van modulatie van de zender. Single Side Band kan dus LSB of USB wezen.

> SSB is dus een modulatie, LSB en USB is een mode.

Vraagje: maar als ik dan toch met twee zijbanden uitzend (ik weet het, niet slim), hoe heet dat dan? <  Modulatie: Double Side Band (DSB). Mode: ook…

De mode is een afspraak tussen zendamateurs, om van elkaar te weten op welke methode ze uitzenden. Niet handig als Sjaak op LSB zit te schreeuwen en Katrein op USB zit te luisteren. Het bandplan helpt bij deze afspraken, door voor ieder stukje frequentieband (voor de zendamateur) te beschrijven welke mode daar gebruikelijk is.

Voorbeelden van veelgebruikte modes:

AM:
De naam van deze mode is gelijk aan de naam van de modulatie. In het geval van de mode AM, wordt spraak in Amplitude Modulatie bedoelt. Op kortegolf (HF) setjes zie je dan ook deze mode als optie staan.

Gebruikt op: voornamelijk HF banden

Deze mode gebruikt AM, die een draaggolf heeft en de modulatie wordt afhankelijk van het spraakvolume (amplitude) op de draaggolf gemoduleerd.

Voordeel van deze mode: Apparatuur kan erg eenvoudig worden ontworpen en is dus vaak goedkoop te realiseren. De ontvanger heeft slechts een heel eenvoudige detector nodig om de spraak te demoduleren. Redelijk lage ruisvloer, indien er weinig tot geen storing is. Ontvanger en zender hoeven slechts matig stabiel te zijn in frequentieverloop.

Nadeel van deze mode: Gevoelig voor statische storing, wat de ruisvloer aanzienlijk kan verhogen, ook met harde pieken zoals tijdens een onweersbui. Snel gevoelig voor inter-modulatie van andere stations tijdens ontvangst. Tijdens zenden snel detectie van spraak in andere elektrische apparatuur (je stem kan uit het orgel van je buren komen :) Weinig vermogensefficiënt. Vermogensversterking moet gebeuren met een lineaire versterker.

FM:
De naam van deze mode is gelijk aan de naam van de modulatie. In het geval van de mode FM, wordt spraak in Frequentie Modulatie bedoelt. Op kortegolf (HF) setjes zie je dan ook deze mode als optie staan.

Gebruikt op: VHF, UHF, banden, soms ook op de hogere HF banden.

Deze mode gebruikt dus frequentie modulatie en gebruikt ook een draaggolf. De draaggolf wordt afhankelijk van de spraakfrequentie in frequentie heen en weer gezwaaid rond een centerfrequentie.

Voordeel van deze mode: Mooie lineaire geluidskwaliteit mogelijk. Ontvanger en zender hoeven slechts matig stabiel te zijn in frequentieverloop. Weinig gevoelig voor statische storing. Weinig gevoelig voor inter-modulatie en komt daardoor rustig over. Vermogensversterking kan al met een simpele klasse C RF-versterker.

Nadeel van deze mode: Redelijk hoge ruisvloer. Ontvanger heeft een vrij ingewikkelde detector nodig voor spraakdemodulatie (zit tegenwoordig simpel in één chipje overigens).

WFM (Wide FM)
Dit is een speciaal geval. Veel transceivers hebben deze mode onder de modeknop voor het luisteren (zenden is niet mogelijk) naar omroepzenders in de FM 3 meter band. Dus:
FM modulatie met een grotere bandbreedte en dus grotere frequentiezwaai. Gebruikt waar zeer goede geluidskwaliteit wenselijk is, zoals muziek op de omroepband. WFM wordt ook toegepast als meerdere signalen moeten worden gemultiplext (stereo/RDS). Deze mode wordt weinig toegepast door zendamateurs; een select groepje gebruikt dit op hogere banden (UHF en hoger) voor hun (spraak)verbindingen vanwege de geluidskwaliteit.

FM-N (Narrow FM)
FM mode met smalle bandbreedte en dus kleine frequentiezwaai. Wordt gebruikt op drukke banden waar selectieve filters worden toegepast, zoals sommige repeaters.

LSB / USB
Gebruiken de modulatie SSB (Single Side Band).

Gebruikt op: Met name op HF (kortgolf) banden en VHF (2m). Soms ook op UHF (70cm)

Dit is in een eerder voorbeeld al uitgelegd.

Dit vergt een nauwkeurig af te stemmen ontvanger en BFO. Je uitgezonden vermogen gaat in het ritme van je spraakvolume en kent een piekwaarde (Peak Envelope Power, PEP) en is dus geen continue vermogen.

Voordeel van deze mode: Omdat je maar één zijband hoeft uit te zenden, is dit erg vermogensefficiënt. Je hebt maar weinig bandbreedte nodig (ca. 2,3KHz voor spraak), dus kunnen er veel stations werken op een kleine band (wat in de kortegolf geen uitzondering is). De ontvangers zijn vaak gevoeliger vanwege de veel lagere ruisdrempel. Vanwege pitchingeffect en selectievere filters is interferentie van andere stations minder hinderlijk dan op AM en bovendien redelijk af te filteren.

Nadeel van deze mode: nauwkeurige, stabiele en uitgebreide ontvanger nodig met kostbare middenfrequent filters. Afstemmen ingewikkelder. Verloop van zender of ontvanger direct hoorbaar in toonhoogte (pitch). Net als AM gevoelig voor statische storing. Een AM of FM draaggolf levert een harde fluittoon op tijdens ontvangst als die net naast de frequentie van je ontvanger afstemt. Vermogensversterking moet gebeuren met een lineaire versterker. Je hebt snel last van detectie in andere elektronische apparatuur (je stem kan hoorbaar zijn uit de elektrische piano van je buurman).

CW (Morse code)

Gebruikt op HF, VHF en soms UHF.

Gebruikt de modulatiesoorten SSB (op HF en VHF) en FM (soms op VHF), of schakelen met alleen de draaggolf (dan kun je niet spreken van modulatie).

Mode gebruikt om morsetekens over te zenden met een seinsleutel, paddle, of computer. Het is de oudste mode en bestaat al sinds de eerste vonkzenders. Het wordt ook wel telegrafie genoemd. Het zijn eigenlijk pieptoontjes (lang en kort) met een shift ten opzichte van een centerfrequentie (meestal 700Hz). Daardoor zeer goed te ontvangen met een SSB ontvanger. Echter vaak dan met smallere filters, soms in het middenfrequent, soms in het audio, of beide.

Voordeel van deze mode: Erg smalbandig, waardoor veel stations kunnen werken op een klein stukje band. Detecteren van deze mode gebeurt door te focussen op pieptoontjes en dus heb je weinig last van interferentie van andere stations. Ondanks een hoog storingsniveau kun je toch de pieptoontjes vaak toch nog goed onderscheiden. Weinig vermogen nodig om boven de ruisdrempel toch hoorbaar te zijn (ideaal voor QRP toepassingen). Erg vermogensefficiënt. Audiofilters (zoals notch) zijn zeer goed toepasbaar om andere stations te onderdrukken met een andere pitch. Is al toepasbaar met een hele eenvoudige zender en een behoorlijk eenvoudige ontvanger.

Nadeel van deze mode: Het beste resultaat tijdens ontvangst krijg je echter met een kostbare nauwkeurige SSB ontvanger en het liefst een heel smalbandig middenfrequent filter (<500Hz). Bij gebruik van smalle filters is het wenselijk dat de zender niet of nauwelijks verloopt. Als je als mens deze mode wil beoefenen, is veel vaardigheid vereist (was tot voor kort zelfs een examenonderdeel om te mogen werken op HF).

DIG (Digitale modes)

Gebruikt op: alle banden met wisselende modulatie methoden.

Digitale modes worden meestal gebruikt om informatie per computer over te zenden. Er wordt dus meestal tekstinformatie overgezonden, maar het kunnen ook plaatjes zijn (SSTV), of pure binaire data (bijvoorbeeld packet radio / APRS). Vaak kun je spreken van semi-digitaal, omdat het signaal toch analoog geïnterpreteerd wordt. Een datafout resulteert dan in een onleesbaar teken, of een verstoring. Er zijn ook modes die na een datafout een nieuwe transmissie vereisen, zoals packet radio. De meeste digitale modes gebruiken een standaard modulatiemethode, door de digitale informatie om te zetten naar een geluidssignaal (met toonhoogteverschillen, FSK, of fasedraaiingen). De ontvangende apparatuur zet vervolgens dit geluidssignaal weer om in data. Voordeel is, dat je gewoon van standaard zendontvangers gebruik kunt maken, al dan niet gemodificeerd (vanwege bandbreedte etc). Volledig digitale modulatiemdethoden worden ook steeds meer toegepast. De eerste experimenten worden al gedaan met bijvoorbeeld DAB (Digital Audio Broadcast), afkomstig uit de omroepwereld, of DVB (Digital Video Broadcast) -> digitale ATV / DATV.

Voordelen van deze modes: vooral de semi-digitale modes erg goed te gebruiken tijdens QRP verbindingen. Prima detectie van zwakke signalen, omdat er geen foutcorrectie nodig is, maar mensen toch nog de juiste informatie kunnen interpreteren op het beeldscherm. Modes zoals PSK31 bijvoorbeeld gebruiken een zeer kleine bandbreedte.

Nadelen van deze modes: Vereist vaak PC hardware en software die tevens kan storen op HF. Vooral tijdens SSB uitzendingen is een zeer stabiele zend- en ontvangstinstallatie nodig. Gevoelig voor fading. Digitale modes die wel foutcorrectie vereisen (zoals packet radio) zijn erg gevoelig voor storing.

ATV / DATV (Amateurtelevisie)

Gebruikt op: UHF en SHF, modulatiemethoden: FM en AM (alleen 70cm) bij analoog en QSPK en GMSK bij digitaal.

Erg technische mode, gebruikt om eigen televisiebeelden (camera etc.) en geluid over te zenden. Vaak worden relaisstations gebruikt. Vanwege de hoge frequenties en de grote bandbreedte vereist dit behoorlijk wat technische kennis en zijn de bouwcomponenten vaak erg klein.

Analoog: Op 70cm wordt meestal een AM gemoduleerd videosignaal met 1 zijband en een FM audiodraaggolf gebruikt (bandbreedte ca. 6MHz); op hogere banden (23cm en hoger) meestal een FM gemoduleerd video- en audiosignaal (bandbreedte ca. 16MHz), omdat daar veel satelliet ontvangers worden gebruikt.

Digitaal: Meestal wordt de 23cm en de 3cm band gebruikt. Videosignaal wordt omgezet naar MPEG formaat en daarna uitgezonden in een digitale modulatiesoort, zoals QSPK en GMSK, zoals gebruikt door omroepen (DVB). Bij digitale ATV (DATV) kunnen er gelijktijdig meerdere videostreams uitgezonden worden. Voor een enkele stream is minder bandbreedte nodig dan FM-ATV, vanwege de goede compressie. DATV heeft tevens in de regel een erg goede beeldkwaliteit.

Klik hier voor meer informatie over ATV.

DSTAR

D-STAR is een digitale mode voor spraak en data en gebruikt een kleine bandbreedte. Er is zeer veel mogelijk met deze mode, wat anderen beter kunnen uitleggen. Klik hier voor meer informatie, of zoek even in je zoekmachine.

<>

En zo zijn er nog wel wat meer modes. Soms ontstaan er ook nieuwe modes, vooral in het digimodes segment.

Q-codes:
Q codes zijn korte codes die zendamateurs vaak gebruiken tijdens verbindingen. De Q-codes zijn voornamelijk afgestemd op de mode CW (telegrafie), waarbij het juist zo belangrijk is om korte codes te gebruiken. Maar ook tijdens spraak verbindingen hoor je ze vaak, maar dan wel wat meer afgestemd op de spraakmodes.

Als er een cijfer moet worden toegevoegd (1 t/m 5), dan betekent dit het volgende:

1 = Zeer weinig
2 = Gering
3 = Matig
4 = Hevig
5 = Zeer hevig

Hier volgt een overzicht:

! Schuin gedrukte opmerkingen zijn minder officiële toepassingen van de Q-codes zoals je die vaak hoort op de banden tijdens spraakverbindingen. !

QRA(?)De naam van mijn station is (wat is de naam van uw station?)
QRB(?)De afstand tussen onze stations is (wat is de afstand tussen onze stations?)
QRG(?)Uw juiste frequentie is (wat is mijn juiste frequentie?)
Ook wel als algemene frequentieaanduiding gebruikt.
QRH(?)Uw frequentie varieert (varieert mijn frequentie?)
QRI(?)De toon van de door uitgezonden signalen is 1=goed, 2=niet zuiver, 3=slecht (Wat is de toon van de door mij uitgezonden signalen?)
QRK(?)De leesbaarheid van uw signalen is… (1 t/m 5) (Wat is de leesbaarheid van mijn signalen?)
QRL(?)Ik ben bezig (bent u bezig?)
Inofficieel ook wel als dienst door of voor een werknemer of werkgever gebruikt.
QRM(?)Ik heb last van storing…(1 t/m 5) (hebt u last van storing?)
QRN(?)Ik heb last van luchtstoringen…(1 t/m 5) (heeft u last van luchtstoringen?)
QRO(?)Vergroot uw zendvermogen (zal ik mijn zendvermogen vergroten?)
Ook wel aanduiding voor hoge vermogens uitzendingen in het algemeen.
QRP(?)Verminder uw zendvermogen (zal ik mijn zendvermogen verminderen?)
Ook wel aanduiding voor lage vermogens uitzendingen in het algemeen.
QRQ(?)Sein sneller (zal ik sneller seinen?)
QRS(?)Sein langzamer (zal ik langzamer seinen?)
QRT(?)Houd op met zenden, of ik stop met zenden (zal ik stoppen met zenden?)
bij spraak vaak gebruikt om je uit te melden tijdens een ronde.
QRU(?)Ik heb geen berichten of andere informatie voor u (heeft u nog berichten of andere informatie voor mij?)
QRV(?)Ik ben gereed om te zenden/ontvangen (bent u gereed om te zenden/ontvangen?)
QRW(?)Deel … aub mee dat ik hem/haar op <frequentie> kHz/MHz roep (zal ik … meedelen dat u hem op <frequentie> kHz/MHz roept?)
QRX(?)Ik zal u weer roepen om … uur op <frequentie> kHz/MHz (wanneer roept u mij weer?)
Wordt vaak ook gebruikt om aan te geven dat je een moment weg bent.
QRY(?)Uw beurt is nummer … (wanneer ben ik aan de beurt?)
QRZ(?)U wordt aangeroepen door … (door wie word ik aangeroepen?)
Vaak gebruikt om identificatie te vragen aan onbekend tegenstation, of tijdens CQ.
QSA(?)De sterkte van uw signaal is … (1 t/m 5) (wat is de sterkte van mijn signaal?)
QSB(?)Uw signalen hebben … last van fading (1 t/m 5) (hebben mijn signalen last van fading?)
Wordt ook gebruikt om aan te geven dat er fading in het algemeen is in het signaal.
QSD(?)Uw signalen zijn verminkt (zijn mijn signalen verminkt?)
QSK(?)Ik kan u ontvangen tussen mijn tekens door. U mag break-in werken (Kunt u mij ontvangen tussen uw tekens door? Indien ja, mag ik dan break-in werken?)
Wordt bij spraak soms gebruikt om je in een gespreksgroep of ronde aan te melden.
QSL(?)Ik bevestig de ontvangst van uw uitzending (wilt u de ontvangst van mijn uitzending bevestigen?)
Wordt bij DX verbindingen ook vaak al gebruikt om te vragen om een QSL kaart.
Ook wel in gesprekken gebruikt als “begrepen”, “bevestiging”.
QSO(?)Ik kan rechtstreeks werken met <roepnaam> (Kunt u rechtstreeks werken met <roepnaam>?)
Bij spraakverbindingen is een conversatie opzich vaak al aangeduid met QSO.
QSP(?)Ik zal doorgeven aan … (zonder kosten) (wilt u doorgeven aan … ? (zonder kosten))
QSTARRL code: “Algemene oproep voorafgaande aan een boodschap bestemd voor alle radioamateurs/leden”.
QSU?Zal ik zenden op <frequentie> kHz?
QSV?Zal ik een serie V’s geven?
QSW(?)Ik ga op <frequentie> kHz zenden (zal ik op <frequentie> kHz zenden?)
QSX(?)Ik luister naar <roepnaam> op <frequentie> (Wilt naar <roepnaam> luisteren op <frequentie>?
QSY(?)Ga op een andere frequentie zenden (zal ik op een andere frequentie gaan zenden?)
QTC(?)Ik heb … berichten voor u (hoeveel berichten hebt u voor mij?)
QTE(?)Uw ware peiling ten opzichte van mijn station is … graden (wat is de ware peiling in graden ten opzichte van uw station?)
QTH(?)Mijn positie is … (wat is uw positie?)
Wordt vaak gebruikt om je verblijfsplaats aan te duiden. Als je /A werkt gebruiken sommigen de term home-QTH om hun thuislocatie aan te duiden (is niet officieel).
QTR(?)De juiste tijd is … (UTC) (wat is de juiste tijd (in UTC)?)

> Klik hier voor een zeer uitgebreide site met Q-codes

Dares
Zendamateurs en luisteramateurs kunnen ook een belangrijke bijdrage leveren aan de communicatie tijdens rampen, zoals bijvoorbeeld ook het geval was bij de watersnoodramp in 1953. Daarvoor is DARES in het leven geroepen. Een citaat van hun website: “De Dutch Amateur Radio Emergency Service (DARES) stelt zich ten doel de kennis en kunde van gelicenseerde radio zendamateurs en geregistreerde luisteramateurs inzetbaar te maken en te houden voor het ondersteunen van professionele hulpverleningsdiensten bij de bestrijding van rampen en andere grootschalige incidenten op nationaal én internationaal niveau.”

Externe links:

Het internationale spellingsalfabet (NATO):

  • A – Alfa
  • B – Bravo
  • C – Charlie
  • D – Delta
  • E – Echo
  • F – Foxtrot
  • G – Golf
  • H – Hotel
  • I – India
  • J – Juliett
  • K – Kilo
  • L – Lima
  • M – Mike
  • N – November
  • O – Oscar
  • P – Papa
  • Q – Quebec
  • R – Romeo
  • S – Sierra
  • T – Tango
  • U – Uniform
  • V – Victor
  • W – Whiskey
  • X – X-ray
  • Y – Yankee
  • Z – Zulu
  • 0 – Zero
  • 1 – One
  • 2 – Two
  • 3 – Three
  • 4 – Four
  • 5 – Five
  • 6 – Six
  • 7 – Seven
  • 8 – Eight
  • 9 – Nine

Overige links
Hier staan (of komen) links naar mogelijk interessante sites, die nog niet genoemd waren in de bovenstaande tekst.

Tot slot
Correcties en aanvullingen zijn meer dan welkom! Neem dan aub contact op door op deze link te klikken. Openbare reacties kunnen ook hieronder gegeven worden. Bedankt!

2 gedachten over “Radiozendamateur informatie algemeen”

  1. Hallo, vroeger heb ik een stuk vrza cursus gevolgd. Daarin stond dat volgens een conventie van Genève ontvangen van signalen altijd toegestaan is. Nu zag ik een nieuws item dat stelde dat klanten volgen via WiFi niet zomaar mag,maar volgens Genève…. Hoe zit dit? m.muskens

    Beantwoorden
    • Ik denk dat het volgen van klanten via WiFi meer een privacy kwestie is. Daar is een persoonlijk kenmerk uit te halen (Mac adres) en op die manier kan men ook registreren waar dat Mac adres allemaal is geweest. Dat is voor commerciële doeleinden heel interessant. De vrijheid die jij als burger hebt om signalen te ontvangen zou wellicht in lijn kunnen liggen met de vrijheid van meningsuiting of iets dergelijks. Daar ben ik onvoldoende van op de hoogte. Maar ook daar zitten beperkingen aan. Zo zitten er bijvoorbeeld beperkingen aan wat je van wat je allemaal hebt ontvangen zomaar mag doorgeven aan derden. Zoals vertrouwelijke berichten.

      Maar privacy is dus denk ik hier het verschil. Als anderen hier een betere tekst of toevoeging op heeft, graag een reactie hieronder. Dank!

      Beantwoorden

Plaats een reactie


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.